terug
mist glijdt aan het raam voorbij
en laat klanken vrij inkeren in
zachte gedachten, half gekend
het wonder voltrekt zich steeds
in weerwil van de andere kant
uitkijken – wie draait zich om
in de verte lacht de specht in mij
veeg ik het rag uit het verborgen
verlang niet meer noch minder
naar de omarming van niet-weten
mist en regen zijn als zegen en
niet gescheiden van mijn vuur
18-2