in het zachte strijklicht
van een uitdovende lantaren
staat hij rusteloos te dralen
met ingehouden gedachten
aan de uren die voorbij
bij het flakkerende kaarslicht
van de glinsterende kandelaar
staat zij nog na te zuchten
volop in klinkklare gedachten
aan de momenten die voorbij
hun harten liggen naast elkaar
maar in hun bonzende hoofden
drijven overbodige gevoelens
over vele onlustige lagen
aan hun verlangen voorbij
zij verzwelgen zich zeker
in een treurig eenzaam weten
hun nabeelden drijven uit elkaar
herinnering zal worden vergeten
is hun liefde nu al voorbij
3-2