de dijk loopt dood
je moet wel naar beneden
met zon in jouw rug
ontmoeting
haar lippen omkrullen zacht
vloeibare tedere gedachten
die ze nog niet wil uitspreken
stilzwijgend overziet ze hier
die smalle woordenwaterval
haar voeten worden overspoeld
de woorden stijgen rondom
het trillend lijf verzinkt er in
is niet meer van haar zelf
zij is enkel woordenstroom
terwijl zij hem geheel doorziet
4-4-2025
op de vraag: rijm eens op zilver, herfst, twaalf en nieuws
je hoort het steeds weer op het nieuws – journaal
het is nu al bijna vijf voor twaalf – elf
maar zeg nu toch, zeg nu toch zelf
wie gaat daar nou niet mee aan de haal
het lijkt hier echt wel herfst – voorjaar
met al dat glinsterlichte zilver – goud
en of we nu zijn jong of bijna oud
het maakt niet uit, ’t is voor elkaar
1-4-2025
bestaan
geen sprinkhaan in de tuin
maar in de berk een matkopvrouwtje
geen drank vanwege ’t weer
maar koffie uit het pruttelapparaat
vandaag een dag met kerk muziek
vooruitblik bijna nu al ingeblikt
in woorden die net geschreven
al bestaan uit gedachten
aan wat is of komen zal
zoals jouw zijn, jouw komst
30-3-2025
hier
hier kwam het binnen
om nooit meer weg te gaan
het zachte gevoel van weten
dit is het
ik hoef niets toe te voegen
alleen
kijken en luisteren
verbinding in aandacht
onverdeeld
alleen maar zijn
een stap in de richting
tijd en ruimte
van mens ken uzelve
28-3-2025
haar of niet-
de lucht heeft haar
in de luie stoel gedrukt
zwaar zakt zij daar in
vastgeplakt
of is het haar verdriet
dat haar één maakt
met die logge fauteuil
tranen
is er nog wel moed
voor een poging om
op te staan, doorgaan
achterlaten
of drukt twijfel haar
steeds dieper in de
dikke versleten kussens
malend
zien wij haar steeds
grauwer, kleiner worden
ineengedoken, opgesloten
weg
neem een hap lucht
kijk de ruimte in
voel je gewichtloos
zweef
26-3-2025