2 keer een sonnet:
verlangen
Met een blos op beide wangen
moet ik eerst nog vredig zuchten
als golven de opalen luchten
op de wieken van verlangen.
In de wind ruisen de geruchten,
mijn hart geklemd tussen twee tangen,
mijn ziel in eigen wil gevangen
voedt zich stil met bittere vruchten.
Dan ontspringt als stralende fontein
het heldere zicht mij in het beeld
en valt de sluier grauw en vergeeld
van het verlangen om jouw held te zijn
in schone werkelijkheid of valse schijn.
Welke hartstocht had ik mij toch ingebeeld.
lentebeeld
het geel vergrauwt steeds meer
en trekt de rimpels in de lente
het gaat maar door, keer op keer
en is iets waar jij nooit aan wende
ieder volgend jaar, je zei het weer
het was of ik je daardoor beter kende
al deed dat kennen soms wel zeer
juist dan wanneer je mij verwende
nu neigt het voorjaar naar verval
en is jouw vallen al weer lang geleden
geworden tot verlangen naar weleer
laat mij die tijd als een gewond getal
deze wondere periode uit het verleden
vereren in jouw lentebeeld, zo teer
17-4