doorzichtig wit gezicht
bijna gesloten ogen
ik zoem terug naar
de tijd dat ik nog
voor de deur stond
en mij in onrust afvroeg
zal ik zal ik
de deur wel open
doen kunnen doen
kan ik het aan
het staren van daar
naar mij afkeuring
vanachter de irissen
zal ik zal ik
mij niet omdraaien
weglopen en alles
in dit huis achterlaten
mijn hele verleden
zal ik toch maar
de deur openmaken
blijven aankijken en
nog eenmaal de
minachting nee
de haat voelen
zal ik niet verder
dan de drempel
dat is toch ver genoeg
zal ik zal ik
mijn hand voelt
bijna de deurklink
mijn moed zinkt
kan ik kan ik ja
ik moet ik moet
nu sterk zijn
15-5