hij had zijn naïeve crèmekleurige
jas aangetrokken waardoor zijn
verbleekte uiterlijk grauwer zag
zijn linnen hoed vlinderfladderde
langs zijn bijna doorzichtige oren
haren dwaalden achter hem aan
zijn lichte tred was vogelverend
achteromkijken klonk verontrustend
maar hij versnelde zijn zwijgen niet
wachten was geen optie meer
het lopen leek vredig doelgericht
eenvoudig en met de tijd mee
die hij volgde door steeds zijn
zakhorloge te betasten waarbij
zijn vingers op de wijzers leken
dralend voor de ovalen spiegel
herinnert zij zich de gelukstranen
parels op haar bloemenwangen
is zij hun afspraak nu vergeten
laat staan kwijtgespeeld in haar
verwarde agenda vol leugens
of was hij vroeger dan gedacht
aangekomen in de droomstraat
de reflectie van beider verleden
het geeft niet want in deze mythe
vindt hun ontmoeting steeds
weer plaats in de tweelichtzone
25-8