voorbij
het doen afnemen van jouw beweging-
en, het blijven kijken daarnaar – roerloos
ons leven bestond uit aaneenschakeling-
en, niets, nee niets daarin leek kansloos
jij die altijd op pleinen wilde zing-
en, nooit werd je teleurgesteld of boos
wij die door smalle straatjes ging-
en met een sfeer van naar en troosteloos
wij keken in een etalage naar de ring-
en, als troost gaf ik je een roos
de dagen, jaren gingen zoals de ding-
en gaan, supersnel en eindeloos
nu zijn het slechts herinnering-
en, veilig opgeborgen in een doos
soms geniet ik samen van de ontroering
en zijn we even, even weer heel close
23-1