in het park
versteend en verlaten, de stervende mens
over wiens wonden witte wolken wellen
uitnodigende nevel noemt zijn naam
vanuit een schemer schimmenrijk bevrijd
zweeft zijn hoofd tussen de mist
los van zijn lijf - niet te vermijden
het beeld beklijft vrij in mijn brein, mist
wel de samenhang met mijn verleden
is dit nu zijn of mijn zalig sterven
dit wegwolken in nevelflarden
de wonden weten maar niet voelen
de adem niet meer te achterhalen
26-3
geïnspireerd op
J. Slauerhoff: uit het gedicht ‘aan de fontein’ – de regel: Over wier randen witte kransen wellen.
en