zaterdag 30 januari 2016

de delta

Gelezen op vrijdag 29 januari bij de opening van de expositie DOORBRAAK





















de delta

Ik ging naar de delta om te luisteren
naar de vogels op de slikken
de golven van de zee, de wind in mijn oren
de verhalen in een eigen taal

Ik ging naar de delta om te kijken
naar de dijken en de duinen
de boeren op het land, de vissers op zee en
naar het vuurtorenlicht, draaiend in de nacht

Ik ging naar de delta om de storm te voelen
het zout van de zee te proeven
en de geuren van het land op te snuiven
pee en juun, herfst en hooi

Ik ging naar de delta om te werken
en liep daar vele jaren heen en weer
met lusten en lasten in mijn handen
met een pratend hoofd en mijn omvattend hart

Ik ging naar de delta om te redden
te troosten, op te ruimen, weg te schrobben
bezig te zijn met Fluzi* en fusies
te herdenken jaar in jaar uit

Ik ging naar de delta om te rusten
het werken was opeens voor mij gedaan
nu rest mij slechts het luisteren en kijken
Psalmen fluisteren en wijken, uit de delta


* Flakkee uit zijn isolement

zaterdag 23 januari 2016

zielenvreugde

in de droge bedding van
dit doorgewinterd landschap
ligt mijn ziel te luisteren
naar de zomerklanken
van veranderende wolken
en dauwdruppelend mos

jouw roerselen omstrengelen
steeds opnieuw de mijne
beweeglijk – en toch
slechts aanraking in stilte
in veilig herkennend weten
onafscheidelijk als eb en vloed

in het kleurend najaar
van opspattende tijdelijkheid
en vrijelijk loslaten
dromen onze zielen
naar het lichte groen
omkringeld door waterwit


23-1

zondag 17 januari 2016

gelezen bij Kunstplus

op 16 januari bij de nieuwjaarsreceptie en de opening van de expositie van Renate van Opdorp en de presentatie van 'Dicht op Kunst' van Els Huurman


wie zei ook al weer
‘Kunst maakt het onzichtbare zichtbaar’
wat Kleeft er toch aan kunst
dat het voorbij zintuigen, gevoel en rede
ons voert naar tijdloos zijn, tevreden

is het genade of een gunst
van het Onnoembare
of van ons zelf
wanneer we als een kind
kijken naar
IETS of NIETS



concept / reflectie

de mens als constellatie
lichaam-denken-voelen
laat zich doorgaans
in de luren leggen
door de explosies
myriaden van pixels in het
twee en driedimensionale vlak

vlak voor een muur
staart hij naar leegte

en zelfs in de spiegel
ziet hij zich niet



waai maar

waai door mijn veren
waai maar wind
schijn door mijn bladeren
schijn maar zon
stroom door mijn dalen
stroom maar water

de aarde leeft
leeft op en onder jou
jouw handen en jouw voeten
maar vooral toch in jou
ja, de aarde leeft in jouw hart
tezamen met alle sterren

vol liefde stroomt het
door jouw klanken
vol aandacht schijnt het
door mijn woorden
vol geluk waait het
door onze verzen en werken



Rothko’s kleuren
zuigen je
naar binnen
naar achter
het benoemen
van dit en dat
het dagelijkse

zij zijn als de akker
waarin de schat
verborgen ligt
blijf maar kijken
hier is het
hier is het stille zijn

maar je mag ook
weglopen


dinsdag 12 januari 2016

gedichten bij 'het ontstaan'

Bij de opening van deze expositie las ik de volgende gedichten:

uit zichzelf

De regels op papier
schrijven zichzelf vol
met krullen en letters.
Het gedicht is begonnen
de toon is gezet.
Geen denken noch doen
alleen nog het laten
het praten – fatsoen.
Lezen, in vreze herlezen
in eerbied en dankbaar
voor het gebaar,
het exploderen van
het woord, gehoord

in zichzelf.


licht

het lichte licht
doorstraalt stralend
het wezen der dingen
harde vormen zijn slechts
een rafelende buitenkant
instant gehouden door
concepten en gedachten
mijn gevoel maakt
dit zien zachter
en laat mij kijken achter
de schil van uiterlijk
van binnen lijkt alles
meer op elkaar op mij
daar is het lichte licht
daar is het vrij 


schepping

is het er
of is het er niet
schep ik mijzelf
of toch een ander
maar wat kan ik
anders, dan scheppen
naar mijn beeld
en gelijkenis

reproduceer ik
mijzelf in klank
woord, getallen
dna, wetmatigheden
schoonheid en trouw
creƫer ik
man en vrouw …

ach, ik glimlach
slechts naar mijzelf
en … naar jou


zullen we

ik kijk in mijn leegte
en de dag is voorbij

genietend van tweezaamheid
spelen de goden mijn spel

ik schrijf de teerling
en slijp de groeven

mijn wil is troef en
verliezen = winnen

ik kijk in mijn leegte
de nacht is voorbij

zullen we nog een keer


De Gezegende

De Gezegende snoeit wat uit het paradijs
legt hier en daar de hop wat om
en van de houtwal moeten de pieken
van de klimop het ontgelden.

De zon schijnt omfloerst te zijn door
het wolkendek op meteorologische hoogte;
maar er is geen wind en dat
maakt de temperatuur aangenaam.

Talloze hommels zijn al opgestaan,
maar de meeste mensen liggen nog te slapen;
arbeiden noch rijden en dat
levert aangename scheppingsmuziek op.

Dan ontvouwt zich de dag
en voordat alles goed en wel is doorgedrongen
staat de zon aan de andere kant
goudgeel te schijnen op de toppen van de bomen.

Even niet opletten en de dag is voorbij,
de avond gevallen in het duister van de nacht
en de nacht opgelost in een droomloze slaap:
zwart, zwarter dan wit - bliksem en donder-

dag - dag, dagen, weken, jaren, mijn leven
en jouw lezen, stamelende klanken
in de trilling van lichtjaren en dimensies
verloren in het moment van nooit geweest

of zal zijn, in een gedachteflits
van een worm of duizendpoot,
een grasspriet of een gesponnen web
dwars door het universum zonder ruimte.

Wat is er overgebleven als het ervaren
is verslonden … wat doet het licht
weer lichten in een nieuw woord
van een nieuw benoemde Gezegende.