woensdag 11 november 2020

onder alle omstandigheden 6

Voor nu vast een opwarmer:

Voorwoord

 

Na de vorige bundels, waarin Tijd en tijdloosheid (In licht en schaduw), respectievelijk Ruimte en het onmetelijke (met ziel en Al), het voor het zeggen hadden, is thans het Zijn (of niet-Zijn) aan de beurt.  Dood en leven worden door de dichter gezien, gekoesterd soms, als grenssituaties - die alleen nog door de taal zelf kunnen worden opgeroepen, de taal van het Innerlijk wel te verstaan. Talen naar taal dus. Dat is de zoektocht, het raadsel wellicht ook, waartoe de dichter van deze bundel ons als lezer 'onder alle omstandigheden' uitnodigt.

Opnieuw weet Niels Snoek te verrassen met een uitbundige verzameling gedachten, gevoelens, zinvolheden en taalvondsten, zoals ‘de bakfiets nog geen bak / maar een mand had / de bak een kar was met / een hond eronder / auto’s waren ver te zoeken.’ Maar wat alledaags lijkt, kan zomaar de schijn aannemen van iets wonderlijk dieps, ‘want hoe ik ook in het woord / te vinden ben, mij kennen / kan alleen door mij te zijn.’ Of anders gezegd: ‘de woorden zijn bekend / maar het verhaal nog niet’.

En daarmee trekt de zeiler-dichter ons zijn wereldbeeld binnen, welke ook een huiskamer kan zijn, waarin hij bijvoorbeeld – het is Kerstmis – ‘geniet van de dingen van niks / de lichtjes in de kerstboom / rommel op tafel.’ Of het kan een museum zijn waar ‘de zaalwachter, (die) lijkt als / een wassen beeld op zijn stoel’.

Dobberen, twijfelen, zich blijvend afvragen ‘als je denkt dat je er bent / is dat dan wel zo?’ Het antwoord kan alleen voorlopig zijn: ‘ons verbeelden ligt misschien / niet in kijken maar in zien.’

Waar het op aankomt, is het leven in al zijn facetten, groot en klein, goed en kwaad, mooi en lelijk, te bevatten, begrijpen, beschrijven, Poëzie als dagboek – bij wijze van spreken. Zwijgen mag ook. Want uiteindelijk ‘hier rust en prevelt de stilte / van een onhoorbaar zwijgen’.

Dat zwijgzame bootje, verankerd in die grote rimpelloze eindeloosheid van de Grevelingen, brengt mij op bovenstaande gedachten.

Ik zwom er heen, klom aan boord en trof een lading zinnen-volheid aan, gehouwen in woord en klank.

Er is luisteren naar de symfonie der sferen. Toen ik om mij heen keek, besefte ik – in de woorden van de dichter – dat ‘het leven zelf eeuwig / eeuwig kabbelt in gefilterd licht.’

 

Frank Mommersteeg