toen werd het tijd
de hagedissen uit mijn oren
wakker te roepen
waarom sliepen ze toch
zo vaak achter elkaar
zowel ’s nachts als overdag
uitgerekend nu was dat
geen overweging waard
ze zouden prompt weer
en dat moest niet gebeuren
op het moment dat ik
helder wilde luisteren
naar de klank van
het moment van
en achteraf dacht ik
kropen ze naar binnen
of kriebelden ze langs
mijn hals en wachtten
op mijn schouders
als waakdraakjes
of kleine engelen
ik keek in de spiegel
maar zag ze niet
het geeuwde in mijn brein
zouden ze dan toch
5-4